De sferische methode en de bamboebol

De sferische methode en de bamboebol

Uit: De Topografie van de Domheid

Retoricastudenten aan de universiteit van Harvard moesten een bamboe wereldbol over hun hoofd trekken om gebaren te oefenen waarmee ze hun argument kracht bij konden zetten.

Aristoteles raadt het gebruik van gebaren af; Cicero meent dat gestiek thuishoort in het theater. Maar Quintillianus ontwikkelt een universele gebarentaal die via het hoofd, gezicht, wenkbrauwen, en zelfs de neusgaten sprak. Met de herontdekking van Institutio oratoria in 1416 begon de chirologie, de bewegingstudie. Hoe kunnen gebaren de woorden kracht bijzetten of ironiseren? 

Giovanni Bonifacio meende (1616) dat hoofd, armen, handen, vingers, nagels, borst, middel, genitalieën, knieën en voeten allemaal iets te vertellen hebben. 

John Bulwer, uitvinder van het vingeralfabet, ‘vriend van de doofstomme’, noemt het gebaar ‘de enige taal die de mens eigen is; het is de tong en algemene taal van de menselijke natuur die, zonder onderwijs, mensen in alle regionen van de bewoonde wereld op het eerste oog het makkelijkst verstaan.’ (Chirologia 1644) 

In de introductie tot zijn invloedrijke Chironomia (1806) schrijft Gilbert Austin: ‘Het is niet de genius van het volk van Groot-Brittanië om te gebaren: het zijn ernstige mensen. Om voortdurend de lucht te zagen is absurd.’ Priesters en politici zijn sprekende standbeelden. De woorden hebben behoefte aan de ‘majesteit van de hand’. De Engelsen waren onwelsprekend in hun gebaren. Mogelijk ligt het aan het klimaat; de Engelsen zijn flegmatisch, maar gebarentaal kan het spreken kracht bijzetten, mits beheerst door rationele principes. Austin zoekt ‘het rationele midden tussen expressiviteit en zelfbeheersing’, en waarschuwt voor slecht toneel. 

Ook introduceert hij de ‘sferische methode’; de spreker treedt een denkbeeldige sfeer binnen met een zenit, een horizon en een nadir; gestippelde lijnen omringen de spreker als een korf van meridianen en parallellen. 

Door de armen te wuiven, vegen, weren, trekken, werpen en draaien beschrijven ze in deze geometrische arena woede, wanhoop, vertwijfeling, enthousiasme. Een apart hoofdstuk handelt over de manier om anderen te bespotten.

Met letters poogt hij de gebaren tot een code te herleiden. Vier letters geven de positie van de hand aan, het heffen van de arm, de richting van de arm, en de kracht van het gebaar. Zo betekent  phfd: prone horizontal forward descendingseqn btekent supine elevated oblique noting. Vaak wordt de laatste letter vervangen door drie letters voor de linkerhand; phq—pdb, betekent volgens een ingewikkelde tabel die de spreker eerst moet raadplegen prone horizontal obliqueprone downwards backwards. Een hoofdletter aan het begin van een zin fixeert de positie van het hoofd en de richting van de blik. Een andere reeks symbolen geeft aan waar de spreker zijn voeten moet plaatsen. Zo opereert het hele lichaam in een bol, als de vitruvische mens van Da Vinci. Een aantekening in de kantlijn wijst op het volume, de snelheid of de onderbreking van de stem. Austin past de gebarentaal toe op het voordragen van een rede van Brutus uit Julius Caesar. Met als gevolg een klungelig articulerende automaat, een gemechaniseerd monster. In paniek zwaaien zijn armen langs de coördinaten van niet eerder gekarteerde gebieden.

Op basis van de theorieën van Austin construeerde Dr. Jonathan Barber de bamboebol (Practical Treatise on Gesture 1831) die niet mag ontbreken in een Topografie van de Domheid. Studenten hebben een korte bijlage geschreven, De gestibus est disputandem (1833), waarin ze met behulp van de bol gebaren noteren om anderen te beledigen: het wijzen naar het voorhoofd met de rechterwijsvinger, het slaan met de hand tegen het voorhoofd, het steken van de duim tussen wijs- en middelvinger (‘de vijg’), of het draaien van de hand rond het linkeroor. Ook het ‘argument’ van Panurge passeert de revu. In hoofdstuk 18 van Rabelais’ Pantagruel (1532) lezen we dat de Engelse geleerde Thaumastus (‘De bewonderenswaardige’) naar Parijs komt om over de waarheid te discussiëren met gebaren, ‘omdat deze kwesties zo moeilijk zijn dat menselijke woorden niet toereikend zijn om ze bevredigend te verklaren’. Een gebarendiscussie eindigt ermee dat Panurge beide middelvingers in zijn mond stopt: ‘Vervolgens trok hij zijn mond zo wijd mogelijk open, waarbij al zijn tanden bloot kwamen, en met zijn twee duimen drukte hij zijn oogleden zoveel mogelijk naar beneden.’ Thaumastus prijst Panurge: ‘Et ecce plus quam Solomon hic’.

mvanboxsel@xs4all.nl