Interview met Maarten Meester

‘Geen mens is intelligent genoeg om zijn eigen domheid te begrijpen’

Domgeer Matthijs van Boxsel over onderzoek dat stelt dat mensen dommer worden

Mensen worden steeds dommer. Dat stellen onderzoekers, onder wie UvA-psycholoog Jan te Nijenhuis, deze maand in het tijdschrift Intelligence (een samenvatting vindt u hier). Als criterium hanteerden zij reactietijd. Volgens Matthijs van Boxsel, auteur van De Encyclopedie van de Domheid, is die opvatting van domheid verkeerd. ‘Domheid is geen gebrek aan intelligentie.’ 

Uit veertien studies uit de periode 1884-2004 maakten onderzoekers Michael Woodley, Jan te Nijenhuis en Raegan Murphy op dat de gemiddelde reactiesnelheid bij eht maken van IQ-tests is opgelopen van 194 naar 275 milliseconden. Volgens de auteurs staat dat gelijk aan een IQ-daling van 14 punten. Hun verklaring luidt:  hoogopgeleiden krijgen gemiddeld minder kinderen dan lageropgeleiden.

Matthijs van Boxsel: ‘Om te beginnen: het begrip domheid wordt te achteloos gebruikt. Domheid is het handelen tegen beter weten in. Domheid is kortom geen gebrek aan kennis of intelligentie. Sterker: domme mensen zijn vaak gevaarlijk omdat ze intelligent zijn. En hoe intelligenter ze zijn, hoe rampzaliger de gevolgen van hun domdaad.

Vormt reactietijd een goed criterium voor intelligentie?
‘Dat is zeer problematisch. Intelligentie betekent oorspronkelijk zoveel als het vermogen om te kunnen kiezen, en we kiezen meestal te snel. Uit zelfbehoud ontwikkelde de mens het vermogen snel relaties te leggen tussen zaken en gebeurtenissen in zijn omgeving. Zij die de beste relatie legden, lieten de meeste kinderen na. Wij zijn hun nazaten. Alleen: het causale denken is niet onfeilbaar. We leggen ook verbanden waar ze niet zijn. Ooit heeft er iemand als een bezetene gedanst in een droog gebied, waarop het toevallig begon te regenen. Dan kan het idee ontstaan dat op een regendans regen volgt. Dat wordt wel een fout positieve-relatie genoemd. Het kan geen kwaad, en leidt tot veel gedans.’

‘De grap is dat juist goedgelovige mensen een betere kans van overleven hebben. Als we een onbekend zwartgestreept geel dier zien, is het dom eerst een boek te pakken om te kijken wat voor dier het is. Nee, we zetten het meteen op een rennen. Maar ook wie in een willekeurig schaduwpatroon van een bladerdak een tijger denkt te herkennen, kan het voor alle zekerheid maar beter op een rennen zetten. Wij zijn de nazaten van de hardste renners, angsthazen. De mens is zo geprogrammeerd om overal te veel in te zien. Hij valt ten prooi aan selectieve waarneming, onthoudt bij voorkeur het afwijkende, legt verbanden waar ze niet zijn, en is gewend om in onbekende situaties snel conclusies te trekken.’

‘Het is bovendien een feit dat ieder mens van nature geneigd is zich tegen veranderingen te verzetten. Harvard-onderzoeker David Perkins heeft een sterke positieve correlatie aan het licht gebracht tussen intelligentie (gemeten via een standaard IQ-test) en het vermogen een standpunt te verdedigen. Tussen intelligentie en het vermogen alternatieven onder ogen te zien, bestond daarentegen een sterk negatieve correlatie. In ons denken schuilt kortom een immuunsysteem. Wij zoeken bij voorkeur naar bewijzen die onze hypotheses bevestigen. Daardoor voltrekken veranderingen zich traag. Alsof we een ingebouwd filter hebben tegen overdonderende nieuwigheid. Dus ook hier is het vreemd om reactietijd als positief criterium te nemen.’

Bachelard

‘Het derde punt betreft de noodzaak van mislukkingen. Domheid is het onuitputtelijk vermogen van mensen om zichzelf dwars te zitten. De Franse filosoof Gaston Bachelard sprak van “epistemologische obstakels”. De verblinding door de eerste indruk, systeemdwang, de neiging de hele wereld te zien in het licht van een pakkende metafoor, holisme, animisme, routine vormen obstakels die de wetenschappelijke ontwikkeling vertragen of tegengaan. Maar tegelijk is domheid functioneel noodzakelijk, omdat kennis het product is van de reeks min of meer mislukte pogingen de obstakels te overwinnen die het denken eigen zijn. De epistemologische obstakels dwingen ons boven onszelf uit te stijgen. Bachelard zegt: “Dwaling, je bent geen kwaad”. Let wel: de dwaling is het product van intellectuele arbeid, niet van luiheid. Het gaat ook niet om het wagen van een gokje. Je moet werken voor je dwalingen. Je moet falen om de kennis te vergaren waarmee je je falen kunt herkennen. Kennis draait kortom om herziening, vertraging, tegen jezelf indenken. Kennis verkeert in een permanente crisis. “De geest vormt zich in de hervorming”, luidt het theorema van Bachelard. Centraal staat veranderlijkheid, niet zekerheid. Mijn stelling luidt: geen mens is intelligent genoeg om zijn eigen domheid te begrijpen. En omgekeerd: intelligentie is het product van de vergeefse pogingen greep te krijgen op de domheid.’

Kunt u het onderzoek waar we het nu over hebben dan niet zien als een dwaling die ons verder brengt?
‘De IQ-test is een fantastisch instrument om te meten hoe goed je bent in het maken van IQ-tests. Dat is de tautologie.’

Maarten Meester