De Boerenzuil van Dürer

Capita Selecta uit De Topografie van de Domheid

Een boer met een zwaard in zijn rug zit hoog op een zuil die is samengesteld uit een omgekeerde reuzelpot, een hoenderhok, een graanschoof die is samengebonden door een schop, schoffel, mestvork en dorsvleugel, een melkkan, een botervat, schotel, kaasketel en een haverkast, gestapeld op een vierkanten sokkel van steen met in de hoeken manden vol eieren, kaas en brood. Runderen, zwijnen en schapen liggen rondom. ‘De buit van de overwinnaar.’ 

De handleiding voor de Boerenzuil staat in een wiskundeboek voor kunstenaars, Unterweysung der Messung mit dem Zirckel und Richtscheyt (1525), van Albrecht Dürer: ‘Het gebeurt vaak dat als men in de slag het veld verovert, een herdenkingsteken of een zuil opricht op die plaats waar men de vijanden heeft verslagen, om eraan te herinneren wat voor mensen het geweest zijn die men overwonnen heeft.’ 

Naast de boerenzuil, die 8,5 meter hoog is, tekent Dürer een ‘herdenkingszuil voor de overwinning op machtige vijanden’, opgebouwd uit mortelkanonnen met een kruitvat aan de voet, gekroond met schilden, harnassen en versierde helmen, die twee keer zo hoog is als de boerenzuil, en een kleiner ‘Grafteken voor een dronkenlap’, opgebouwd uit wijnvaten, ‘voor de lol’. 

Tussen zuilen van ontzag en spot staat de boerenzuil die de gruwelijke boerenoorlogen in Duitsland memoreert. 

Boerenmonument

Gedenktekens voor boeren zijn in die tijd zeldzaam. Het eerste monument dat de boerenoorlog beziet uit het oogpunt van de overwinnaar, is de marktfontijn in Mainz uit 1526, een geschenk van keurvorst Albert (vijand van Luther en vriend van Erasmus). Het monument herinnert zowel aan de overwinning van het keizerlijke leger onder Karel V op de Fransen bij Pavia, en aan de onderdrukking in 1525 van de boerenopstand in Duitsland; kortom aan een overwinning op de vijanden buiten en binnen de grenzen. Een dronken boer met een rode haan staat onder het motto ‘Gedenk het einde’ naast een zandloper en een doodskop. 

Maar de Boerenzuil is geen ‘schandbeeld’ (pittura infamante) of ‘colonna infame’, een zuil die herinnert aan de schande van een persoon. Is de zuil nu ernstig of ironisch bedoeld? ‘Wie een zegeteken wil oprichten omdat hij de opstandige boeren heeft overwonnen, kan daarvoor het volgende materiaal gebruiken, zoals ik u zal leren.’ Aan een reuzelpot of botervloot kun je geen roem ontlenen. Ze maken de macht van de boeren bespottelijk, maar ook de adel die zulke trofeeën heeft veroverd. De zege is geen triomf, maar een vernietiging van vreedzame en nuttige arbeid. 

‘Plaats er een treurende boer op, die met een zwaard is doorboord.’ De houding van de boer, met het hoofd in de hand, zinspeelt op de man der smarten die rust op de weg naar Golgotha, ‘Jezus op de koude steen’, of op Melancholia, prenten die Dürer in 1514 heeft gestoken. Zo wordt het lot van de boer betrokken op de lijdensweg. Het zwaard in de rug getuigt niet van een eervolle overwinning van de vorsten, maar van het verraad dat een eind maakte aan de strijd. Of wijst het naar Luther die Matheus 27,52 citeert: wie het zwaard hanteert zal door het zwaard sterven? Dan is het monument een waarschuwing aan de boeren.

De sake

Is het een aanklacht tegen de opstandige boeren of tegen de meedogenloze vorsten? We weten niets van de politieke opvattingen van Dürer. Tijdens de boerenoorlog tekende Dürer het portret van de vrouw van de markgraaf die gruwelijk wraak nam op de boeren. Ook maakte hij prenten van gewapende boeren, met gehavende kleding, waarin sommigen de ‘eerlijke handarbeider’ herkennen, en anderen de fysiognomie van de achterlijke plattelander. Overigens was het boeren sinds 1152 verboden wapens te dragen.

De burgerij wilde de boeren te vriend houden, die in het voedsel voorzien, maar ook de feodale machten die de orde handhaven. Vaak speelde ze een bemiddelende rol. Onder het mom van een religieuze strijd werden de boeren betrokken in de barbaarse conflicten van de adel. De boeren protesteerden tegen de belastingen van de vorsten; een opstand bedreigde de inkomsten van de stad. Maar de stadsraad van Neuremberg wilde geen partij kiezen. De feodale heren verweten de stad de opstand te hebben aangemoedigd door het lutheranisme toe te staan. Bovendien hadden burgers aan de oorlog verdiend door de levering van proviand, wapens en munitie. 

Maar de sake betrof niet alleen de strijd tussen boeren en adel, ook de burgerij was verdeeld tussen patriciërs, die zich adellijke trekjes begonnen aan te meten, en de arme handwerkslieden die geen politieke invloed hadden en sympathie toonden voor de opstandige boeren. Dürer belichaamde het conflict: hij was handarbeider, maar kreeg door zijn rijkdom een plaats in de raad van de ‘Genannten’. 

Proporties

De boerenzuil getuigt van medelijden, maar niet van solidariteit; hij lijkt eerder de excessen aan te klagen, het geweld van de boeren en dat van de adel. Dürer lijkt geen partij te kiezen: de zuil is geen antwoord, maar een belichaming van de sake. Hij confronteert de toeschouwer met de conflicten van zijn tijd. Het is een evident absurd monument dat de onmogelijkheid van de standenorde tastbaar maakt.

De zuilen voor een held, een dronkenlap en een boer maken deel uit van een verhandeling over proportieleer; alsof de verhoudingen in de feodale pyramide worden bestudeerd. Dürer staat stil bij de exacte proporties van het beeld. Maatverhoudingen staan in dienst van een harmonische schoonheid. Maar de Boerenzuil is buiten proportie: pas als we de losse afbeeldingen van de zuil en de sokkel op elkaar plaatsen, zien we het enorme formaat van de boer waaronder het beeld zou bezwijken. Zo zijn er meer ongerijmdheden. Aan de maatindeling ontsnapt ook het zwaard dat in de rug steekt. De zuil geeft vorm aan het conflict. 

Ook Arcimboldo voegt in zijn portretten heterogene onderdelen samen die echter een eenheid blijken te vormen in het gelaat van de vorst als belichaming van het rijk of de seizoenen. Maar de archimboldeske van de landbouw is een ‘getrouwe afbeelding van een verbijsterend monster, dat boeren hebben gezien’ (1567).

Volgens Heath Robinson hebben de boeren het onheil aan zichzelf te wijten.

www.matthijsvanboxsel.nl