Voor Brigitte Louter
Domheid is geen gebrek aan intelligentie, integendeel; domme mensen zijn juist gevaarlijk omdat ze intelligent zijn, en des te intelligenter, des te rampzaliger de gevolgen van hun domheid.
Hoe te verklaren dat de mens tegelijk dom en intelligent is? De ‘orfische’ mythologie biedt een evident absurde verklaring voor dit onoplosbare probleem.
Oppergod Zeus castreert zijn vader en schept de wereld. Hij geeft de macht over de aarde aan het kind Dionysos Zagreus dat hij bij zijn dochter Persephone heeft verwekt. Zijn jaloerse echtgenote, de godin Hera stuurt barbaarse Titanen om het kind te vermoorden. De reuzen smeren zich in met gips om onzichtbaar te blijven, lokken het godenkind met dobbelstenen, ledepoppen, een bromhout, een bal, een tol, een vlokje wol, een gouden appel, en een metalen spiegel. Als Dionysos gebiologeerd naar zichzelf staart, snijden de Titanen hem de keel af. Ze hakken zijn lichaam in stukken, koken hem in een ketel, roosteren hem aan het spit en eten hem op. Om deze barbaarse daad te bestraffen, treft Zeus de Titanen met een bliksemflits. Uit de as, vermengd met aarde, wordt de mens geschapen.
De mens bestaat kortom deels uit de resten van barbaarse Titanen, wat zijn domheid verklaart, en deels uit de resten van het godenkind waarmee de reuzen zich hebben gevoed, wat zijn bezit van logos, rede verklaart.
De gevaarlijke combinatie van domheid en intelligentie is in de mythe vertaald in twee tegenstellingen:
Het monsterlijke van de Titanen schuilt niet zozeer in hun barbaarsheid, maar in de beschaafde manier waarop ze barbaars zijn: ze lokken het kind met fraai speelgoed en bereiden het culinair als fijnproevers.
De mens dankt zijn wijsheid aan een barbaarse daad.
De sekte
In de Gouden Tijd leven mensen en goden nog in harmonie, volgens Hesiodus. Daar komt een eind aan met een twist over de verdeling van de offerstier. Een titaan, Prometheus, verzint een list: de goden krijgen de botten en het vet, de mensen het vlees. Het offer maakt de communicatie mogelijk: voor de goden de geuren van het verbrande vet, voor de mensen het vlees, voedsel dat ze wijst op hun sterfelijkheid, omdat ze ervan moeten leven. Ze eten het vlees in eerste instantie rauw, tot Prometheus het vuur van de goden steelt en aan de mensen schenkt.
Het politiek-religieuze systeem van de stadstaat, de polis, berust op de relatie tussen goden, mensen en dieren. Wil de mens zijn plaats in de orde veiligstellen, dan moet hij dieren eten en offeren aan de goden. Maar de orfici, aanhangers van een religieuze sekte, weigeren bloedoffers te brengen aan de goden, reden waarom ze geen rol spelen in de staat. Hoe vegetarisme te bepleiten in een samenleving die het in hun ogen ‘barbaarse’ vleeseten ziet als voorwaarde voor beschaving?
Culinaire tips
Er zit een merkwaardige culinaire kant aan het verhaal.
Hoe kan het dat een mythe over het kannibalisme zo’n belangrijke rol speelt in het leven van een vegetarische sekte?
Waarom roosteren de Titanen het vlees van het slachtoffer nadat ze het hebben gekookt? De offerprocedure wijkt zozeer af van de Griekse traditie dat er een aristotelisch probleem (III) aan is gewijd: ‘Waarom is het niet toegestaan het gekookte te roosteren, terwijl het geroosterde wel mag worden gekookt?’
Volgens een komedie van Athenion uit derde eeuw v.Chr. houdt de beschaving gelijke tred met de culinaire ontwikkelingen. De geschiedenis van de mens begint met rauw kannibalisme en eindigt met ragout. Koken onderscheidt de beschaafde mens van de bradende kinkel. Plato stelt het geroosterde en het gekookte tegenover elkaar als de primitieve staat en de beschaafde maatschappij (Republiek). Alleen de wachters van de stad krijgen gegrild voedsel, opdat ze wakker als waakhonden zullen zijn.
Het offer van de Titanen lijkt op dat van de mensen; in het officiële bloedoffer wordt het dier om toestemming gevraagd. En ook de Titanen geven hun slachtoffer, Dionysos, geschenken om hem te kunnen kelen zonder dat hij een kik geeft. Maar wie gekookt vlees braadt, ondermijnt de culturele ontwikkeling.
De plaats van de mens in de orde
De orfische mythe leert ons dat de mens ieder bloedoffer moet weigeren, omdat het ritueel niet een band met de goden schept, maar de herhaling is van een misdaad die voor de mens de poort naar de cyclus van geboorte en dood opent. Zo is het een variant op de zondeval. Ieder mens bezit een goddelijke vonk, maar is ook met de erfzonde van vleeseten belast. De mens dient zijn titanische herkomst te erkennen en het goddelijke element te zuiveren dat in hem zit.
Maar je kunt het ook omdraaien en erkennen dat de mens zijn intelligentie (logos) heeft ontwikkeld in zijn pogingen greep te krijgen op zijn domme, titaanse kern. Immers, zonder bloedoffer zou er niet eens sprake zijn van de mens.
Die domme kern wordt ook wel oistros genoemd, wat zowel prikkel als horzel betekent; denk ook aan oestrogeen. Het gaat om irrationeel gedrag, razernij, dolheid, een gekte die niet natuurlijk is, want zelfdestructief, en nog niet cultuur, want ongetemd. Plato verwijst in de Wetten [701 c] naar mensen die ‘hun oude Titaanse aard tonen’; elders verwijst hij naar de neiging tot heiligschennis die ‘noch van de mens noch van god’ komt, maar uit ‘oudere misdaden die niet door de mens zijn te zuiveren’. [854 B]
De mannen van gips; wat is de rol van de aarde?
De Titanen hebben zich ingesmeerd met gips, een stof die wordt geassocieerd met de witte as die ook bekend staat als ongebluste kalk, ‘titanos’. De reuzen vermommen zich kortom met de substantie die hun identiteit verraadt.
Titanen zijn ‘autochtonen’, geboren uit de aarde. Ze zijn verwant aan de goden, omdat ze aan het menselijk ras voorafgaan; maar ook verwant aan de mensen die in veel scheppingsverhalen uit de aarde klimmen of worden geboren onder de vingers van een kleiende godheid als Prometheus. (Uit klei gemengd met tranen, volgens Aesopus.) Afrikaanse stamleden smeren zich in met witte klei en as om te veranderen in bovennatuurlijke wezens bij de overgangsrite naar volwassenheid. Ook de naam ‘Adam’ verwijst naar rode aarde. De schepping is een bezigheidstherapie voor eenzame goden.
Herkomst
De Zagreus-mythe is pas in de negentiende eeuw gefabriceerd na de ontdekking van
de ‘gouden tabletten van Thurii’ in 1879. Uit de cryptische fragmenten die zouden dateren uit de zesde eeuw voor onze jaartelling is een christelijke interpretatie van de orfische mythe verzonnen: zonde, wederopstanding, boete zijn basiselementen die ten grondslag liggen aan alle mysterie-religies, evenals de tweedeling tussen dierlijke driften en een goddelijke geest. Allemaal pogingen om in het reine te komen met de idiotie van ons bestaan.
www.matthijsvanboxsel.nl